Ik zit weer eens het boek te lezen van Paulo Coelho; De duivel en het meisje. waarin de vraag wordt behandeld of mensen goed of slecht zijn. Of wellicht allebei. Ik vind dat Paulo wat ijzersterke dingen zegt in het boek en die heb ik hier als quotes in een blog-post gezet.

Vele jaren geleden woonde er in één van de grotten hier hoog in de bergen een kluizenaar die later bekend zou worden als Sint Savin. Toentertijd was Viscos niet meer dan een grenspost die bevolkt werd door voortvluchtig geboefte, smokkelaars, hoertjes, avonturiers die handlangers zochten, moordenaar die kracht opdeden voor nieuwe wandaden.

Een Arabier, die Ahab heette, was de ergste van allemaal. Hij had het dorp en de omgeving in een ijzeren greep en perste met zware belastingen de boeren uit, die koste wat het kost op een waardige manier wilden leven. Op een goede dag verliet Savin zijn grot en kwam bij Ahabs huis. Hij vroeg of hij bij hem mocht overnachten. De Arabier lachte: “U realiseert zich toch wel dat ik een moordenaar ben, dat ik in mijn territorium al verscheidende mensen gekeld heb? En dat een lijk meer of minder er voor mij niet toe doet?”

“Jawel,” antwoordde Savin, “maar ik ben het in die grot beu. Ik zou graag één nacht, al is het maar één nacht, hier doorbrengen.” Ahab wist hoe befaamd de heilige was, even befaamd als hijzelf, en dat beviel hem niet. Hij zag zich in zijn roem niet graag geevenaard door zo’n fragiele man. Daarom besloot hij om hem diezelfde nacht nog te vermoorden en zo iedereen te tonen wie ter plaatse de baas was. Ze praatten een tijdje. de woorden van de heilige maakten indruk op Ahab, maar hij was een man die zijn vertrouwen verloren had en niet meer geloofde in het goede.

Hij wees Savin een plek waar hij kon liggen en begon dreigend zijn mes te slijpen. Savin zag dat even aan, sloot toen zijn ogen en sliep. De hele nacht was Ahab bezig zijn mes te slijpen. Toen Savin ’s ochtends wakker werd, vond hij hem in tranen naast zich. “U bent niet bang voor me geweest, u hebt me niet veroordeeld. Dit is de eerste keer dat iemand bij mij de nacht doorbracht en geloofde dat ik een goed mens kan zijn, dat ik in staat ben om wie dat nodig heeft gastvrijheid te verlenen. Omdat u erop vertrouwde dat ik rechtschapen kon zijn, ben ik rechtschapen geweest.”

Geloof nooit een belofte. De wereld is er van vergeven.
Belofte van rijkdom, van eeuwig heil en de eeuwige liefde.

De één schrikt er niet voor terug om van alles en nog wat te beloven. En de ander is bereid om van alles en nog wat te accepteren als het maar uitzicht geeft op betere tijden.

Iemand die belofte doet en ze niet nakomt eindigt machteloos en gefrustreerd. En datzelfde geldt voor degene die zich vast klamt aan door andere gedane beloftes.

Ze besefte ineens dat we er van afzien onze dromen te verwezenlijken,
de ene keer doordat we denken dat onze dromen volstrekt irreel zijn,
de andere keer doordat we te onverwachts, na een plotselinge wending van het lot, de kans krijgen onze dromen te verwezenlijken.

Want dan worden we bang om een weg in te slaan waar we niet weten waarheen hij leidt, vrezen we dat er een leven vervolgt met uitdagingen die we niet kennen. Dat de dingen waarme we vertrouwt zijn mogelijk voorgoed verdwijnen.

Mensen willen alles veranderen en tegelijkertijd willen ze alles bij het oude houden.
Waarom dat zo is weet niemand.

Berta’s echtgenoot zag in de jachtsport een mogelijkheid om andere jagers iets over levenskunst bij te brengen. Arriveerde een jager met veel geld en weinig ervaring dan nam hij hem mee naar een open plek. Hij zette een bierblikje op een steen, liep 50m terug, 1 enkel schot en het blikje buitelde door de lucht. “Ik ben de beste schutter van de streek,” zei hij dan. En nu gaat u leren hoe u even goed kan worden als ik.”

Hij zettte het blikje op dezelfde plek terug, koos dezelfde afstand, trok een zakdoek uit zijn zak en verzocht de ander hem te blinddoeken. Vervolgens legde hij aan in de richting van het doelwit en schoot opnieuw. “En raak?” vroeg hij dan, terwijl hij de blinddoek van zijn gezicht trok. “Natuurlijk niet,” antwoordde de nieuwkomer, tevreden omdat de trotse schutter voor schut stond.

“Het schot ging ver naast, ik geloof niet dat u me iets te leren heeft.”
“Ik heb u net de allerbelangrijkste levensles gegeven,” zei Bertha’s echtgenoot.
“Wanneer u iets wilt bereiken, houd dan de ogen open. Concentreer u en stel voor uzelf nauwkeurig voor wat u wilt. Met de ogen dicht bereikt niemand zijn doel.”

Op een dag liep hij weer naar het blikje om het weer rechtop te zetten nadat hij het succesvol had weggeschoten. De nieuwkomer van die dag, zenuwachtig omdat hij dacht dat het zijn beurt was, legde aan om ook het blikje om te schieten en trof Bertha’s echtgenoot in de hals. En hij stierf daar te plekken en de nieuwkomer mistte de les over concentratie en focus.

Je hebt twee soorten idioten. Lui die zich laten imponeren door een dreigement en daardoor iets niet doen. En lui die denken dat ze omdat ze gedreigd hebben iets ook echt gaan doen.


Het leven telt vele dagen, maar welke dag beslist niet?
– De dag van morgen.


Lafaards. Die verliezen nooit. Maar winnen ook nooit.

“Zoals wij allemaal weten was Viscos een toevluchtsoord voor randfiguren tot onze grote wetgever Ahab, nadat hij bekeerd was door Sint Savin, erin slaagde het om te vormen tot dit dorpje dat vandaag de dag slechts mannen en vrouwen herbergt die het goede willen.

Wat onze vreemdeling niet weet – en wat ik nu ga vertellen -, is hoe Ahab erin slaagde zijn doel te verwezenlijken. Hij deed geen poging de mensen met woorden te overtuigen, hij kende immers de menselijke natuur. Eerlijkheid zou voor zwakheid worden aangezien, zijn macht wordt meteen in twijfel getrokken. Wat hij deed was het volgende;

Hij liet een paar timmerlieden uit een naburig dorp komen, gaf ze een vel papier met een tekening erop en beval ze iets te bouwen op de plek waar tegenwoordig het kruis staat. Dag en nacht, tien dagen lang, hoorden de inwoners het getik van hamers, zagen ze mannen hout verzagen, raamwerken maken, schroeven indraaien. Op het eind van de tien dagen werd de gigantische puzzel in het midden van het plein in elkaar gezet en bedekt met een doek.

Ahab riep alle inwoners van Viscos op om bij de inauguratie van het monument aanwezig te zijn. Met een plechtig gebaar – een toespraak hield hij niet – trok hij het doek weg: Het was een galg. Strop, valluik , alles erop en eraan. Fonkelnieuw, met een laag bijenwas er overheen om de installatie een flinke tijd weerbestendig te maken. Daar er zo’n menigte op de been was nam Ahab de gelegenheid en las een hele serie wetten voor. Wetten ter bescherming van de boeren, ter stimulering van de veeteelt, wetten om diegene te belonen die nieuwe bedrijvigheid naar Viscos brachten. Hij voegde er aan toe dat ze van nu af aan eerlijk moesten zoeken of verhuizen naar elders.

Daar sprak hij over, en niet één woord wijdde hij aan het monument dat hij zo even had onthuld; Ahab was niet iemand die geloofde in dreigementen. Toen de plechtigheid afgelopen was, ontstonden er verscheidene groepjes. Het merendeel meende dat Ahab onder invloed stond van de heilige. Zijn vroegere onverschrokkenheid was hij kwijt, ze moesten van hem af, hem vermoorden In de dagen die volgend werden er met dat doel vele plannen gesmeed.

Maar niemand kon het beeld van die galg in het midden van het plein uit zijn gedachten bannen, iedereen vroeg zich af: Wat doet dat ding hier? Zou het neergezet zijn om diegene die de nieuwe wetten niet aanvaardt op te hangen? Wie staat er aan Ahabs kant, en wie niet? Hebben we spionnen in ons midden?

De galg staarde de mensen aan, en de mensen de galg. Beetje bij beetje maakte de aanvankelijke moed van de rebellen plaats voor angst. Ze kenden Ahabs reputatie, hij heette onverzettelijk en onverzoenlijk te zijn. Sommige vertrokken en anderen besloten de nieuwe soorten werk, die er voorgesteld waren, te proberen, gewoon omdat ze nergens anders naar toe konden of vanwege de indrukwekkende schaduw van dat werktuig des doods in het midden van het plein.

Toen Viscos tijden later gepacificeerd was, werd het een groot handelscentrum aan de grens; Het exporteerde de fijnste wol en produceerde graan van de beste soort. De galg bleef tien jaar lang staan. Het hout was goed bestand tegen het weer, maar het touw werd bij tijd en wijle vervangen door een nieuw. De galg werd nooit gebruikt, en Ahab sprak er nooit over, met geen woord. De aanblik er van was voldoende om moed te veranderen in angst, vertrouwen in argwaan, en stoere taal in nederig gemombel. Toen er tien jaar voorbij waren en Viscos ten slotte geregeerd werd door de wet gaf Ahab opdracht de galg te demonteren en het hout te gebruiken voor een kruis dat ervoor in de plaats kwam.”

De doodse stilte werd doorbroken door het eenzame applaus van de vreemdeling. “Een mooi verhaal,” zei deze. “Ahab had werkelijk mensenkennis. Mensen gedragen zich zoals de maatschappij verordent, niet omdat ze zo graag de wet gehoorzamen; Ze doen het uit angst voor straf. Ieder van ons draagt een galg in zich mee.”

Het ene kwaad brengt het andere kwade voort. En nooit het goede.

Zo… wat leuke wijsheden uit het boek. 😛
Ik kan dat altijd wel waarderen.